Natuurfotograaf Marc De Schuyter

Macrofotografie- deel4- Handige hulpjes

Het maken van macro-opnames vergt niet enkel het uiterste van fotograaf en materiaal. Tijdens de opname zijn er bovendien allerlei stoorfactoren die je beeld volledig kunnen verknoeien. 

Een opname met een bewogen en dus onscherp beeld is een van deze factoren. Tenzij dit met creatieve bedoelingen is natuurlijk. Het brengt ons meteen tot de hoofdoorzaak van mislukte opnames, namelijk bewegingsonscherpte.


opening bij macro 4

Bewegingen kunnen plaatsvinden door je camera en of van je onderwerp. Camerabewegingen kunnen bovendien ook nog onderhevig zijn aan trillingen, zeg maar microbewegingen. Straks meer hierover.
Daar we bij macrofotografie het diafragma meestal ver dichtdraaien, komen we uit bij lange sluitertijden. Deze vallen dan nog een stuk langer uit door de vergrotingen waarbij we de opnames maken. Zie voorgaande delen voor de technische verklaring hiervoor.
Het moge duidelijk zijn dat onder deze omstandigheden uit de hand fotograferen zo goed als onmogelijk wordt en dat een statief bijgevolg een must is. Een zwaar statief wekt vertrouwen en geeft je een goede basis voor al je macrobeelden.
Er bestaan best wat soorten statieven maar persoonlijk gaat mijn voorkeur uit naar de modellen zonder middenzuil. Daar de poten volledig open kunnen gezet worden zijn ze het best geschikt voor macrowerk. Opnames dicht tegen de grond zijn zo perfect mogelijk.
Dit wil echter niet zeggen dat een statief met middenzuil niet kan. Komen we zo laag dat de middenzuil de grond raakt, dan kan deze omgedraaid worden met de camera ondersteboven. Zo kunnen we toch lage camerastandpunten bekomen. Handig is het niet altijd, maar het werkt wel.
Hoewel er inderdaad meer objectieven met stabilisatie worden uitgebracht, waardoor je met langere sluitertijden uit de hand kan werken, raad ik dit toch af voor kritisch werk. Het maken van een precieze compositie en die ook aan te houden voor meerdere opnames kan enkel met een statief. Lukt nooit uit de hand!

4 1 statief

Of we de voorkeur aan een balhoofd of een 3-weg kop geven is een persoonlijke keuze. Beide hebben zo hun voor- en nadelen. Een balhoofd is wel compacter en werkt wat vlugger doordat we meerdere assen in één beweging instellen en vastzetten. Met een kop wordt elke as apart ingesteld wat ietwat trager werkt maar ook een zekere precisie biedt. Vandaar dat dit type wel populair is bij landschapsfotografie.
De camera wordt meestal met een snelkoppeling vastgezet op het statief. Bij langere lenzen zit het snelkoppelingsplaatje onder het objectief. Langere snelkoppelingsplaatjes zijn hier in het voordeel daar ze nog een schuiven toelaten van de camera-lens combinatie, wat bijdraagt tot een hulp bij het scherpstellen. Zeker altijd alles goed vastzetten met de vergrendelingsschroef.
Bijzonder handig is een L-plate. Dit is een snelkoppeling op je camera waarbij je deze zowel in horizontale als in verticale stand kan monteren. De plaat zelf heeft de vorm van een hoofdletter L, zoals de naam doet vermoeden. Vliegensvlug van horizontaal naar verticaal is geen probleem. Niet enkel bij macrofotografie een zeer handig hulpje.

We hebben dan al de oplossing gevonden om lange belichtingen op te vangen door het statief, hiermee zijn we er nog niet. Piepkleine bewegingen, meestal trillingen genoemd, kunnen zelfs bij gebruik van een statief, nog roet in het eten gooien. Trillingen ontstaan door het opklappen van de spiegel, met de hand indrukken van de ontspanknop, een onstabiele opstelling van de camera of objectief op het statief. Het gebruik van een draadontspanner wordt daarom altijd aanbevolen.
Het opklappen van de spiegel, net voor de opname, kan onder bepaalde omstandigheden ook trilling veroorzaken die een zekere beweging en dus onscherpte in je opname teweegbrengt. Hoe groter de maatstaf, hoe meer risico hierop. Laat daarom voor elke opname de spiegel opklappen en wacht minstens 1 sec alvorens de opname te maken. Niet elke opname is op deze manier te maken. Volg je aandachtig een onderwerp door je zoeker om op het gepast moment af te drukken (bepaalde actie, windstil moment- zie verder,...), dan werkt deze methode niet. Met live-view wel natuurlijk, al zit hier meestal wat ontspanvertaging op.
Bovendien kunnen bepaalde sluitertijden er ook voor zorgen dat de trillingen, net na het afdrukken ontstaan, nog niet volledig verdwenen zijn en opgenomen worden in onze opname. Risico's zijn sluitertijden van om en bij de 1/15 en 1/10 sec.
Opnames via live view zijn ook uitermate veilig, daar de spiegel in deze modus al opgeklapt is.

Een bijzonder hulpmiddel om bij zeer lage standpunten te fotograferen is een rijstzak. Heel simpel is dit een zak uit stof met een vulmiddel als rijst, bonen, kunststofkorrels...
De rijstzak wordt op de grond gelegd en zolang de camera-lens stevig in de zak gedrukt wordt en zo omsloten door dit vulmateriaal, kunnen we trillingvrije opnames maken, vlak tegen grondniveau. Zo behoort een rijstzak met polystyreenkorrels (isomo)al jaren tot mijn standaarduitrusting. Een hele gewichtsbesparing!

Niet enkel de camera kan zorgen voor beweging, ook je onderwerp zelf is soms de oorzaak van onscherpte door beweging. Spelbreker nummer 1 is hier de wind. Geraken we niet aan voldoende hoge belichtingstijden om de beweging door de wind uit te schakelen, dat zal een opname simpelweg niet mogelijk zijn met natuurlijk licht. Gelukkig fotograferen we veelal 's morgens vroeg of laat 's avonds, voor de betere lichtomstandigheden, waarbij de wind soms nog afwezig is. Zelfs een bijna niet voelbaar briesje is al voldoende om een beweging in je voorwerp te veroorzaken. Denk maar aan dat vlindertje op een grasspriet. Balen is het als je de opname daarom moet opgeven.
Soms zijn er ook wel enkele tellen waarbij alles perfect stilstaat. Aandachtig door de zoeker turen met de vinger op de draadontspanner is de boodschap. Knap vermoeid door de uiterste concentratie kan je hiervan worden.
Een matglas met raster is handig om te zien wanneer de stengel niet meer trilt door de wind. Een windscherm om de wind wat af te houden kan maar is groot en onpraktisch in het veld.
Een andere mogelijkheid is een klemmetje op een bloemstengel of andere te zetten. Hoe korter je de hefboom maakt, hoe minder de wind er vat op heeft. Het redt soms je opname.
Let erop om de plant niet te kwetsen door het dichtsnoeren van de sapstroom. En lichte spanning en soms gewoon tegen leunen kan al voldoende zijn.

macro 4 2 klem voor de wind

Bewegingen kunnen ook van je voorwerp zelf komen. Een insect is nog steeds een levend wezen. Weerom biedt het fotograferen in de vroegte van de morgen voordelen, daar insecten dan meestal nog slapen of met dauw bedekt zijn.
Tot slot geven we nog een korte opsomming van die zaken of instellingen die je helpen om bewogen onscherpe opnames te vermijden.
* diafragma, sluitertijd en ISO waarde instelling
* zwaar degelijk statief met stabiele opstelling of rijstzak
* gebruik draadontspanner of afstandsbediening (event. zelfontspanner)
* opklappen spiegel camera of ontspannen vanuit live view
* beeldstabilisatie in objectief
* beweging onderwerp voorkomen door gebruik klem
* bevriezen beweging door flitslicht (zie verder)

Een hulpmiddel van een gans andere aard is een reflectiescherm. Aangewend om licht te reflecteren en naar op die plaatsen te richten zodat een verbetering in je beeld ontstaat. Ophelderen van schaduwen of van het onderwerp zelf en het creëren van wat tegenlicht zijn de meeste toepassingen voor dit attribuut. Ook het tegenhouden of verzachten van hard licht is mogelijk.

4 3 met en zonder reflectiescherm

Naargelang het materiaal ontstaan verschillende soorten weerkaatsing van het bestaande licht. Het eenvoudigst is een wit karton, wat een zwakke reflectie teweegbrengt. Allerhande materialen uit het dagelijks leven zijn bruikbaar. Denken we maar aan gekreukeld aluminiumfolie, op een stuk karton gekleefd, of ook goudfolie, wat zorgt voor een warmer licht. Reflectorplaat uit verlichtingsarmaturen, kalkpapier of een stuk oud gordijnstof om er maar enkele te noemen. Je vindt bovendien allerhande modellen in de handel te koop, die meestal in een handige opvouwbare cirkel zitten waarbij de bekleding verwisselbaar is.

macro 4 4 reflectieschermvoorbeelden

Gordijnstof of ook kalkpapier zijn uitermate geschikt om hard direct zonlicht te verzachten. Ook een opstelling van meerdere reflectorschermen is mogelijk.
Gezien onze fotomodellen in macro niet zo groot zijn, hoeven de reflectoren dat ook niet te zijn. Met een plaatje van om en bij de grootte van een A4 kom je veelal al toe. Het lijkt een simpel item maar aan de lichtomstandigheden valt er altijd wel iets te verbeteren. Je zal het zo goed als bij alle macro opnames bovenhalen.

Een ander item om het licht te beïnvloeden is de flitser. Is het werkelijk te donker om met aanvaardbare sluitertijden te fotograferen dan is flitslicht nog je redmiddel. Het gebruik hiervan bij macro's is een complex gegeven. Alles uit de doeken doen is in het kader van dit beperkt artikel niet mogelijk. Toch belichten we enkele mogelijkheden waarbij het gebruik van flitslicht wel een meerwaarde kan opleveren.

macro 4 5 beweging gestopt door flits

Als grote voorstander van natuurlijk licht in opnames, zal dit echt een van de laatste items zijn die ik zal aanwenden. Flitslicht is voor mij persoonlijk meer een sfeerdoder. Toegegeven, met flitslicht is het perfect mogelijk om mooie sfeervolle beelden te maken. Het zal je echter serieus wat energie en ervaring kosten om alles zo op te stellen, om nog niet te spreken aan de hoeveelheid aan apparatuur. De beste resultaten bekom je door de flits zo op te stellen dat het licht van boven of van schuin boven komt, net zoals natuurlijk licht ook meestal valt. De flits net boven het objectief en niet op de camera. Ook de kleine ingebouwde flitser leidt niet tot de goede resultaten. Het objectief blokkeert bijna altijd het licht en werpt zo een schaduw op ons onderwerp.
Bedenk dat bij het werken met 1 flits er altijd een slagschaduw ontstaat. Een reflectiescherm aan de andere kant brengt hier weerom een mogelijke oplossing. Werk je met twee flitsers dan kan je het ene als hoofdlicht en het andere apparaat aanwenden om de schaduwen wat op te helderen.
Hoe dit in de praktijk wordt toegepast? Er zijn best wat accessoires van fabrikanten om op allerhande manieren een flits op te stellen. Met enkele mini-balhoofdjes en wat handigheid kan je zelf ook iets in elkaar knutselen wat wel werkt. Ook zijn er complete kant en klare systemen op de markt om twee kleine flitsertjes rond de lens op te stellen. Zeer handig.
Een variant hierop is de zgn. ringflits.  Dit is een flitsbuis in reflector rondom het objectief. Het geeft je een egale uitlichting van je onderwerp met als nadeel dat alle schaduwen naar achter liggen en aldus een “vlak beeld” ontstaat. Men spreekt in dit geval ook al gauw van “ platgeflitste beelden”.
Het werken met twee flitsers biedt uiteraard voordelen en zal sneller tot betere resultaten leiden. Als de flits, als hulplicht opgesteld, bovendien ook nog enig licht op de achtergrond kan werpen, dan ben je al een heel eind op de goede weg. Zie verder bij zwarte achtergronden.
Bovenstaande is geschreven in de context van licht op je onderwerp hoofdzakelijk bestaand uit flitslicht. De situatie wijzigt drastisch als we het flitslicht niet als hoofdlicht maar als aanvulling op bestaand licht toelaten. Hier wordt het daglicht (= bestaand licht) aangewend ter opheldering, analoog aan het gebruik van een reflectiescherm. Wordt het aandeel bestaand licht groter dan het aandeel flitslicht dan is er sprake van invullicht en van een "invulflits". Deze werkwijze combineert het beste van de twee werelden, bestaand licht en flitslicht.
De kleurtemperatuur van de flitsbuis is altijd afgesteld op daglicht. Niet steeds dat mooie sfeerlicht wat we soms zoeken. Er bestaan vele gelatinefilters of ander materiaal dat we als een kleurfilter voor de flits kunnen aanbrengen en zo het koelere licht warmer maken. Een zwak oranje als kleur geeft al een gans ander licht. Iets om mee te experimenteren.


In mijn analoge periode ben ik een tijdlang met een 2-tal flitsjes, links en rechts van het objectief opgesteld, aan het werk geweest. Na een grondige evaluatie ben ik daar toch mee gestopt daar de resultaten toch niet van die aard waren dat ze konden wedijveren met opnames in natuurlijk licht. Het flitslicht brengt de sfeer in het beeld soms om zeep en is niet altijd een toegevoegde waarde.
Begrijp me niet verkeerd, met behulp van flitslicht kan je soms de opname maken die anders niet mogelijk is met bestaand licht. Als geen ander hulpmiddel is flitslicht in staat om met zeer korte sluitertijden te werken, wat in bepaalde omstandigheden voordelen kan opleveren (bewegingsonscherpte). Het laat zelfs uit de hand werken toe bij dergelijke korte flitsbelichtingen.
Het genereren van licht uit een klein "doosje" zorgt eigenlijk voor een hard contrastrijk licht. Klassieke geflitste beelden binnenshuis, waarbij de flitser als hoofdlicht gebruikt wordt tonen dit duidelijk aan, met veelal harde slagschaduwen op de koop toe. Het staat erop maar weg is de sfeer.
Bij macrobeelden zitten we ook met de lichtbron (= flitser)  dichter bij ons onderwerp en dan valt het nogal mee wat het contrast van het licht betreft.
Waar we echter niet aan ontsnappen is de afname van het licht. Naarmate de afstand flitser - onderwerp groter wordt, neemt ook het (flits) licht af in sterkte. Direct meer hierover.
Hoewel fotograferen met flitsapparatuur de laatste jaren een stuk eenvoudiger is geworden door een doorgedreven geautomatiseerde belichting, denken we maar aan TTL, doe je er beter aan om bij macrofotografie deze zaken uit te schakelen en je externe flitser in manuele modus te gebruiken. De reden hiervoor is tweeledig. Gezien het apparaat dicht bij het onderwerp staat, zal een kleine hoeveelheid licht volstaan. Vooral bij krachtige flitsers zal de camera moeite hebben om het toestel op een zo’n klein vermogen fijn, volautomatisch af te regelen.
Een tweede reden: daar ons onderwerp niet steeds beeldvullend opgenomen wordt en soms zelfs maar een klein deel van het beeldkader vult, neigt de opname op volautomaat snel naar overbelichting.

macro 4 6 typische flitsbeelden

Hoe brengen we de invloed van flitslicht nu in rekening? Ieder toestel komt met een gegeven richtgetal op de markt. Het is een getal dat je een indicatie geeft hoe krachtig een flitser is.
De formule van het richtgetal is immers: Richtgetal = diafragma x afstand.
Dit richtgetal wordt door de fabrikant altijd opgegeven bij 100 iso en onder ideale omstandigheden wat reflectie van het licht betreft (In het veld is er geen reflectie van wanden of plafond vb.).
De meeste externe opzetflitsers hebben een richtgetal tussen de 30 en de 60. Om dit even met een eenvoudig rekenvoorbeeld uit te leggen: Voor een richtgetal van 32 en een diafragma van 8 dienen we de flits op 4m van ons onderwerp op te stellen om een correcte belichting te krijgen.
Elke verdubbeling of halvering van de afstand tot het onderwerp, geeft een zelfde toe- of afname van de hoeveelheid licht of ook een stop verschil. Net hetzelfde als een klassieke belichtingssituatie met diafragma en sluitertijd (zie eerder). In deze formule zit eigenlijk al een kwadratische relatie zodat we kunnen stellen dat het licht kwadratisch (2x2) toe- of afneemt met de afstand.
Een andere verklaring is dat bij een puntvormige lichtbron (flits) het licht uitdeint in twee richtingen en dus in afstand kwadratisch afneemt. Die stelling gaat niet op bij een lichtbron als vb. de zon.
Hierin schuilt nu net het gevaar op die zwarte achtergronden. Toegegeven, ze maken het onderwerp wel mooi los maar mijn persoonlijke mening is dat deze zeer onnatuurlijk overkomen. Absoluut te vermijden voor de ene, geen probleem voor de andere.

macro 4 7 typische flitsbeelden

Wat gebeurt er? Is ons onderwerp correct belicht, dan zal de achtergrond, altijd verder gelegen, veel minder licht ontvangen door die afname van licht, zopas besproken. Het gevolg is dat de achtergrond veel donkerder wordt afgebeeld en in geval hij een flink stuk ver ligt er zelfs helemaal geen licht opvalt. Hij wordt bijgevolg helemaal zwart afgebeeld. Kunnen we hier iets aan verhelpen?
Jazeker, je kan je toevlucht zoeken in twee oplossingen.
De eerste bestaat erin om meer bestaand daglicht aan onze belichting toe te voegen. Als de aard van het onderwerp dat toelaat, kunnen we door de sluitertijd te verlengen ervoor zorgen dat er meer licht van de achtergrond op de sensor valt en deze dus lichter wordt weergegeven. Daar bij de korte belichtingstijden het flitslicht bepalend is voor een correcte belichting en niet het bestaand licht speelt bij het verlengen van de sluitertijd het daglicht een grotere rol. Ook het bestaand licht neemt een deel van de beeldvorming van het onderwerp op zich, samen met het flitslicht. Hierin schuilt net het gevaar van deze methode, bij de minste beweging van het onderwerp, ontstaat een zgn. dubbel beeld. Een perfect scherp door het flitslicht en een onscherp bewogen door de langere belichtingstijd. Absoluut te vermijden dus. Werkt perfect bij volledig statische onderwerpen.

macro 4 8 zwarte achtergrondlange belichting

De tweede oplossing is het belichten van die achtergrond met een derde flitser. Volledige controle is hier troef. Misschien kan zelfs de kleine ingebouwde flitser hier iets inbrengen? Al bij al ben je toch met drie flitsers en nog wat spullen bezig. Vraag is of dat nog allemaal praktisch is in het veld?
Hoe pas je die instellingen nu toe als je bijna volledig manueel werkt? Het antwoord is testen en uitproberen. Bij een gegeven objectief en opstelling kan je noteren bij welke instelling van de flits je een correct belicht beeld krijgt, geldig bij een welbepaald diafragma en een welbepaalde vergrotingsfactor. Ook het gebruik van tussenringen en convertors zal je moeten uittesten. Prijs je gelukkig in het digitale tijdperk, op dia film wat dit pas een werkje!
Dit uittesten zal uiteindelijk leiden tot een tabel waarin voor een gegeven afstand tot je onderwerp, dat diafragma is in te stellen. Compenseren voor lichte of donkere onderwerpen of de grootte ervan, kan eenvoudig door een half stopje meer of minder toe te geven.
In het veld werk je toch meestal met een vast stramien en zelfs met vaste onderwerpen (bloem, vlinder,…) zodat je die instellingen snel onder de knie hebt. Het snel kunnen beoordelen van je beeld op de camera is weerom een zegen.

Tot slot bij accessoires nog een woordje over de polafilter.
Zal je bij macrofotografie weinig gebruik maken van filters dan is er toch één filter die af en toe zijn nut zal bewijzen. De polarisatiefilter is bij landschapsfotografie alom gekend en goed ingeburgerd.
Die filter, kortweg pola genoemd, laat enkel lichtgolven in één bepaalde richting door. Op de technische verklaring gaan we hier niet dieper in.
Naast een toename van kleurverzadiging vermindert die filter vooral reflecties. Vooral deze laatste eigenschap betekent een meerwaarde voor bepaalde beelden. Glimmende oppervlakten van planten, blinkende dekschilden van kevers om maar enkele voorbeelden te noemen, leiden snel tot overbelichte beelden met veel detailverlies. Met een pola voor de lens reduceer je deze schitteringen voor een groot stuk en komt het onderwerp beter tot zijn recht.
Dit is ook de enige filter die digitaal niet in nabewerking kan nagebootst worden. De software kan immers niet gissen wat er onder die schitteringen zit.

macro 4 9 polafilter

Een nadeel van het gebruik van die filter is dat het flink wat licht opslorpt. Reken op een minimum van anderhalve stop toename aan je belichting. Vooral bij macro opnames kan dat meetellen.

Is macrofotografie iets wat je ligt dan zijn deze hulpmiddelen en handigheden de moeite om toe te passen. Ze zullen je het leven een stuk makkelijker maken en ervoor zorgen dat het aantal “keepers” stijgt en zo nog meer plezier brengen in die prachtige passie van macrofotografie.

 

 

 

Natuurfotograaf Marc De Schuyter

Brignoleslaan 43

8700 Tielt

051 / 40 73 56

0478 / 87 97 23

info@mds-natuurfotograaf.be